Seinen
Inline-skaten in een groep is toch heel wat anders dan in je eentje skaten. En dan heb ik het niet over kriskras door elkaar heen rijden over de weg zoals als in een wielerpeloton op jacht naar de kopgroep, nee ik heb het over keurig netjes in een treintje rijden.
Schwalbe
De makke is namelijk, dat als je niet op kop rijdt, maar achter een dikke kont of brede rug van een voorganger, dat je in het algemeen weinig zicht heb op de weg en op onverhoeds opdoemende obstakels of gaten in het wegdek (ja daar zijn skaters gevoeliger voor als fietsers). Daar komt nog bij dat skaters van links naar rechts zwieren en jou dan soms links en dan weer rechts het zicht ontnemen. Daarom is het wel zo lekker dat je voorgangers je waarschuwen voor die al die gaten, paaltjes, klinkers, steentjes, grint, zand, plassen, verkeersdrempels, losliggende stoeptegels, kleiplakkaten en achteloos rondzwervende paardenpoep. Het klinkt allemaal heel logisch en zo, maar dat was het in het begin niet. We riepen maar wat, er zat geen systeem in en pas als we onze voorganger zagen stuiteren, wisten we dat er wat aan de hand was. Als we nog fris en een beetje alert waren wisten we die onfortuinlijke ‘Schwalbe’ soms wel te ontwijken, maar net zo vaak doken we mee naar het asfalt, met als beloning het typische ‘asfalteczeem’ en ongeveer twee weken later de lekkere witte niet door de zon gebruinde ‘second-skin’. Pas toen wielrenster A met ons mee ging skaten werd alles eenduidiger en logischer en werden die typische seintjes en kreten, die wielrenners sinds wielerheugenis gebruiken, ingevoerd.
“Paal”
Afijn. We seinen, roepen en waarschuwen nu al een paar jaar dus heel trouw. Echter, alleen wapperen en zwaaien met de handjes en wijzen naar een naderend object is vaak niet genoeg. De meeste skaters zwaaien tijdens het rijden al met één of twee armen. Dat is niet echt duidelijk dus. Roepen is daarom geen overbodige luxe, maar meestal wordt dat roepen toch begeleid met één van de volgende gebaren. Zo hebben we ‘tegen’ en een vingertje naar links onder voor een tegenligger en ‘voor’ en hand schuin omhoog naar rechts voor een tegenligger aan de rechterkant (meestal wandelaars). Bij obstakels die op de weg liggen of staan volstaan we met een korte kreet, zoals ‘paal’, ‘rand’, ‘brug’ en bijvoorbeeld ‘put’, begeleid met een vingertje naar beneden. De kreten worden door alle rijders in het treintje naar achteren doorgeven. Bij serieuzer gevaar langs de kant van de weg, zoals auto’s, een peloton wielrenners, ruiters te paard of spelende honden, wapperen we met de hand van een richting het object uitgestrekte arm. Bij een kruispunt of oversteekplaats gaat de hand omhoog, als ‘stopteken’.
Etiquette
Je kunt je wel voorstellen dat we onderhand zo geroutineerd zijn in deze skate-etiquette dat we er niet eens meer bij na hoeven te denken en dat we alles wat we op onze weg tegenkomen al automatisch benoemen, aanwijzen of wapperen. Zo ongeveer een beetje als een klein kind op de achterbank van de auto, die alles wat ze ziet, heel irritant opnoemt.
Frappant, maar ook wel grappig, is dat ook de laatste rijder vaak nog steeds, geheel onnodig, naar achter door roept. Een keer reed er een wielrenner in ons wiel, lekker uit de wind. Hij bedankte ons netjes voor het seinen. Ja, die wielrenners dus, zijn net als u, ook allemaal hele nette medeweggebruikers!
Oh ja A sorry dat we je vergeten waren de eerste rit van het seizoen. Onvergeeflijk…, de mail is ondankbaar en zeker niet feilloos, maar kun je ons toch nog vergeven, je hebt ons immers de gebaartjes gebracht! Die gebaartjes maakt ons dat we aan jou denken…en als je weer meerijdt houden we je voortaan uit de wind met onze dikke kont / brede rug (streep maar door waar je niet wilt rijden).